Draad installeren en vervangen (X5 WF 200)

In deze paragraaf wordt beschreven hoe u de draad en de haspel op de X5 Wire Feeder 200 installeert.

Bevestig het laspistool aan de draadaanvoer voordat u de draadhaspel installeert.
Wanneer u de draadhaspel wijzigt, moet u het resterende toevoegmateriaal van het laspistool en het draadaanvoermechanisme verwijderen, voordat u de draadhaspel verwijdert.
Zorg er altijd voor dat de aanvoerrollen geschikt zijn voor het betreffende toevoegmateriaal dat u gebruikt (diameter en materiaal). Zie ook Aanvoerrollen installeren en vervangen.

Om de draadhaspel te verwijderen:

1. Open het zijdeurtje van de draadaanvoerunit.
2. Maak de vergrendeling van de naaf los en duw de sluitklemmen van de draadhaspel naar het midden.

3. Verwijder de draadhaspel uit de draadaanvoerunit.

Om een nieuwe draadhaspel te installeren:

1. Open het zijdeurtje van de draadaanvoerunit.
2. Mocht het nog niet gebeurd zijn, maak dan de vergrendeling van de naaf los zodat de sluitklemmen naar het midden kunnen bewegen.
3. Plaats de draadhaspel op de naaf in de draadaanvoerunit.

Zorg ervoor dat de draadhaspel niet omgekeerd wordt aangebracht; de lasdraad moet vanaf de bovenkant naar de aanvoerrollen lopen.

Zorg ervoor dat de sluitklemmen van de naaf vergrendelen zodra de draadhaspel op zijn plaats zit.

4. Zet de draadhaspel op zijn plaats vast door de sluitknop in de gesloten positie te draaien.

Stel indien nodig de haspelrem af door de schroef te draaien (met een inbussleutel) in het midden van het naafvergrendelingsmechanisme.

Om het toevoegmateriaal te installeren:

1. Trek het uiteinde van de lasdraad uit de haspel en knip de vervormde delen af, zodat het uiteinde recht is.
Controleer of de lasdraad niet van de haspel loopt wanneer deze wordt losgelaten.
2. Vijl de punt van de lasdraad glad.

Scherpe randen aan het uiteinde van het toevoegmateriaal kunnen de draadliner beschadigen.
3. Zet de drukarmen los om de aanvoerrollen uit elkaar te bewegen.

4. Leid het toevoegmateriaal door de ingangsbuis (a) en de middelste draaddoorvoerpijp (b) naar de uitgangsbuis (c), van waar het toevoegmateriaal naar het laspistool loopt.

5. Duw het toevoegmateriaal met de hand zo ver in het pistool dat de draad de draadliner bereikt (ongeveer 20 cm).

6. Sluit de drukarmen, zodat de lasdraad tussen de aanvoerrollen wordt vastgeklemd. Zorg ervoor dat het toevoegmateriaal in de groeven van de aanvoerrollen valt.

7. Stel de druk van de aanvoerrollen af met de drukhevel. De druk is voor beide paren aanvoerrollen gelijk.

De schaalverdeling op het drukhandvat geven aan welke druk wordt uitgeoefend op de aanvoerrollen. Stel de druk van de aanvoerrollen af volgens de onderstaande tabel.

 

Toevoegmateriaal Aanvoerrolprofiel Diameter lasdraad (mm) Instelling (x 100 N)
Fe/Ss massief V-groef

0.8−1.0 1.5−2.0
≥ 1.2 2.0−2.5
Metaal en met fluxkern Gekartelde V-groef
≥ 1.2 1.0−2.0
Zelfbeschermend (zonder gas) Gekartelde V-groef
≥ 1.6 2.0−3.0
Aluminium U-groef
1.0 0.5−1.0
1.2 1.0−1.5
1.4 1.5−2.0
≥ 1.6 2.0−2.5

 

Overmatige druk plet het toevoegmateriaal en kan gecoate draden of gevulde materialen beschadigen. Overmatige druk leidt ook tot onnodige slijtage van de aanvoerrollen en een zwaardere belasting van de tandwielen.
8. Druk op de knop voor draadin- en -doorvoer om de lasdraad in het laspistool in te voeren. Stop wanneer de draad de contacttip van het laspistool bereikt.

>>  Bij de X5 Wire Feeder 200 bevindt de knop voor draadin- en -doorvoer zich op het functiepaneel.

Let op de draad, wanneer deze de contacttip bereikt en uit het pistool komt.
9. Zorg er vóór het lassen voor dat de lasparameters en -instellingen op het functiepaneel voldoen aan uw lasinstelling.

>>  Zie Het X5 manueel functiepaneel gebruiken en Het X5 AP/APC-functiepaneel gebruiken voor meer informatie.

 

Draadhaspel en naaf (200)