Draad installeren en vervangen (X5 WF HD300)

In deze paragraaf wordt beschreven hoe u de draad en de haspel op de X5 Wire Feeder HD300 installeert.

Bevestig het laspistool aan de draadaanvoer voordat u de draadhaspel installeert.
Wanneer u de draadhaspel wijzigt, moet u het resterende toevoegmateriaal van het laspistool en het draadaanvoermechanisme verwijderen, voordat u de draadhaspel verwijdert.
Zorg er altijd voor dat de aanvoerrollen geschikt zijn voor het betreffende toevoegmateriaal dat u gebruikt (diameter en materiaal). Zie ook Aanvoerrollen installeren en vervangen.

Om de draadhaspel te verwijderen:

1. Open de deur van de draadaanvoerunit
2. Maak de haspelbevestiging los en verwijder de draadhaspel.

Om een nieuwe draadhaspel te installeren:

1. Open de deur van de draadaanvoerunit
2. Plaats de draadhaspel op de haspelnaaf. Zet de draadhaspel op zijn plaats vast door de haspelbevestiging erin te steken en vast te draaien.
Zorg ervoor dat de draadhaspel de juiste kant op gedraaid staat, zodat de lasdraad van de onderkant van de haspel naar de aanvoerrollen loopt.

3. Stel indien nodig de haspelrem bij door aan de spanknop van de haspelrem in het midden van de haspelnaaf te draaien.

Om het toevoegmateriaal te installeren:

1. Trek het uiteinde van de lasdraad uit de haspel en knip de vervormde delen af, zodat het uiteinde recht is.
Controleer of de lasdraad niet van de haspel loopt wanneer deze wordt losgelaten.
2. Vijl de punt van de lasdraad glad.

Scherpe randen aan het uiteinde van het toevoegmateriaal kunnen de draadliner beschadigen.
3. Zet de drukarmen los om de aanvoerrollen uit elkaar te bewegen.

4. Leid het toevoegmateriaal door de ingangsbuis (a) en de middelste draaddoorvoerpijp (b) naar de uitgangsbuis (c), van waar het toevoegmateriaal naar het laspistool loopt.

5. Duw het toevoegmateriaal met de hand zo ver in het pistool dat de draad de draadliner bereikt (ongeveer 20 cm).

6. Sluit de drukarmen, zodat de lasdraad tussen de aanvoerrollen wordt vastgeklemd. Zorg ervoor dat het toevoegmateriaal in de groeven van de aanvoerrollen valt.

7. Stel de druk van de aanvoerrollen af met de drukhevel. De druk is voor beide paren aanvoerrollen gelijk.

De schaalverdeling op het drukhandvat geven aan welke druk wordt uitgeoefend op de aanvoerrollen. Stel de druk van de aanvoerrollen af volgens de onderstaande tabel.

 

Toevoegmateriaal Aanvoerrolprofiel Diameter lasdraad (mm) Instelling (x 100 N)
Fe/Ss massief V-groef

0.8−1.0 1.5−2.0
≥ 1.2 2.0−2.5
Metaalkern/fluxkern (MC/FC) Gekartelde V-groef
≥ 1.2 1.0−2.0
Zelfbeschermend (zonder gas) Gekartelde V-groef
≥ 1.6 2.0−3.0
Aluminium U-groef
1.0 0.5−1.0
1.2 1.0−1.5
1.4 1.5−2.0
≥ 1.6 2.0−2.5

 

Overmatige druk plet het toevoegmateriaal en kan gecoate draden of gevulde materialen beschadigen. Overmatige druk leidt ook tot onnodige slijtage van de aanvoerrollen en een zwaardere belasting van de tandwielen.
8. Druk op de knop voor draadin- en -doorvoer om de lasdraad in het laspistool in te voeren. Stop wanneer de draad de contacttip van het laspistool bereikt.

Let op de draad, wanneer deze de contacttip bereikt en uit het pistool komt.
9. Zorg er vóór het lassen voor dat de lasparameters en -instellingen op het functiepaneel voldoen aan uw lasinstelling.

>>  Raadpleeg Het X5 AP/APC-functiepaneel gebruiken voor meer informatie.