Voorgas |
Min./max = 0 ... 9,9 sec, step 0,1 sec 0 = UIT Standaard = Automatisch |
Lasfunctie waarmee het beschermgas begint te stromen, voordat de boog wordt ontstoken. Dit zorgt ervoor dat het metaal bij het begin van het lasproces niet in aanraking komt met lucht. De tijdsduur wordt vooraf ingesteld door de gebruiker. De functie wordt gebruikt voor alle metalen, maar vooral voor roestvast staal, aluminium en titanium. |
Nagas |
Min./max = 0 ... 9,9 sec, step 0,1 sec 0 = UIT Standaard = Automatisch |
Lasfunctie waarmee het beschermgas blijft te stromen, nadat de boog is gedoofd. Dit zorgt ervoor dat het hete metaal na het doven van de boog niet in aanraking komt met lucht, zodat de las en de elektrode worden beschermd. Gebruikt voor alle metalen. Vooral roestvast staal en titanium vereisen langere nagastijden. |
Kruipstartniveau |
Min./max. = 10 ... 90%, stap 1% Standaard = Automatisch |
De kruipstartfunctie bepaalt de draadaanvoersnelheid voordat de lasboog wordt ontstoken, dus voordat de lasdraad in contact komt met het werkstuk. Wanneer de boog wordt ontstoken, schakelt de draadaanvoersnelheid automatisch in de normale, door de gebruiker ingestelde snelheid. De kruipstartfunctie is altijd aan. |
Touch Sense Ignition |
AAN/UIT Standaard = UIT |
Touch Sense Ignition zorgt voor een minimale hoeveelheid spatten en stabiliseert de boog direct nadat die is ontstoken. |
Kratervulling |
AAN/UIT Standaard = UIT |
Wanneer met hoog vermogen wordt gelast, ontstaat meestal een krater aan het einde van de las. De kratervulling-functie verlaagt het lasvermogen/de draadaanvoersnelheid aan het einde van de lastaak, zodat de krater kan worden gevuld met een lager vermogensniveau. Het niveau van de kratervulling, spanning en de tijd (alleen in 2T-schakelaarmodus) worden vooraf ingesteld door de gebruiker. |
- Tijd kratervulling |
Min./max. = 0,1 ... 5 sec, stap 0,1 sec Standaard = 1,0 sec |
- Draadaanvoersnelheid kratervulling |
Min./max. = 0,5 ... 25 m/min Stap: 0,05 (indien draadaanvoersnelheid < 5 m/min), 0,1 (indien draadaanvoersnelheid >= 5 m/min) Standaard± 5 m/min
|
- Spanning kratervulling |
Min./max. = 8 ... 60 V, stap 0,1 V Standaard = 18 V
|
Eindstap dr.aanv. |
AAN/UIT Standaard = UIT |
De eindstapfunctie van de draadaanvoerunit voorkomt dat het toevoegmateriaal blijft plakken aan het draadmondstuk, wanneer het lassen eindigt. |
Dynamiek |
Min./max. = -10,0 ... +10,0, stap 0,2 Standaard = 0 |
Regelt het kortsluitgedrag van de boog. Hoe lager de waarde, des te zachter de boog is en hoe hoger de waarde, des te ruwer de boog is. |
Nastroom |
-30 ... +30, stap 1 Standaard = 0 |
De instelling Nastroom is van invloed op de draadlengte aan het einde van de las. Daardoor wordt ook de optimale draadlengte bereikt voor het starten van de volgende las. |
Draadaanvoersnelheid min. |
Min./max. = 0,5 ... 25 m/min, stap 0,1 Standaard = 0,5 m/min |
Minimale en maximale limieten voor de aanpassing van de draadaanvoersnelheid |
Draadaanvoersnelheid max. |
Min./max. = 0,5 ... 25 m/min, stap 0,1 Standaard = 25 m/min |
Spanning min. |
Min/Max = Volgens specificaties van lasapparatuur, stap 0.1 |
Minimale en maximale limieten voor instelling van lasspanning. |
Spanning max. |
Min/Max = Volgens specificaties van lasapparatuur, stap 0.1 |
Modus afstandsbediening |
UIT/afstandsbediening/pistool Standaard = UIT |
Indien de afstandsbediening niet is aangesloten, is deze selectie niet beschikbaar. Opmerking: Deze instelling heeft geen invloed op en wordt niet beïnvloed door de afstandsbediening HR55.
|
Waterkoelunit |
UIT/automatisch/AAN Standaard = UIT |
|
Draad terugtrekken |
UIT/AAN |
Dit is een functie om de draad automatisch terug te trekken. Als de boog is gedoofd, wordt de draad teruggetrokken om de veiligheid te verhogen. De gebruiker kan de instellingen voor de vertraging en de lengte van de terugtrekking wijzigen. |
- Vertraging terugtrekken |
2...10 s, stap 1 Standaard = 5 sec |
- Terugtreklengte |
1...10 cm, stap 1 Standaard = 2 cm |
Gemiddelden lasdata |
Zonder slopes / volledige las Standaard = Zonder slopes |
Met deze functie kan de gebruiker instellen hoe de gemiddelden van de lasdata worden berekend: met of zonder de slope-fases bij het starten en stoppen van het lassen. Deze instelling is van invloed op de berekening van de gemiddelden voor het volgende: lasspanning (klem- en boogspanning), lasstroom, lasvermogen en draadaanvoersnelheid. |
Spanningsweergavemodus |
Klemspanning/boogspanning Standaard = boogspanning |
Dit bepaalt wat er wordt weergegeven op het display van het functiepaneel, klem- of boogspanning. |
Veilige draadin- en -doorvoer |
AAN/UIT Standaard = UIT |
Wanneer AAN en de boog niet ontsteekt, wordt het toevoegmateriaal 5 cm ingevoerd. Wanneer UIT, wordt 5 m toevoegmateriaal ingevoerd. |
Kabelkalibratie
|
Kalibreren/annuleren |
De datum en de tijd en de kalibratie-informatie van de vorige kalibratie worden ook getoond. Zie Het kalibreren van de laskabel voor de kabelkalibratie. |
Tussenaanvoerunit (alleen met X5-draadaanvoerunit 300) |
Model tussenaanvoerunit/UIT Standaard = UIT |
Selecteer de tussenaanvoerunit uit de lijst, als er een compatibele tussenaanvoerunit is aangesloten. Compatibele tussenaanvoerunits : SuperSnake GTX /GT02S (10 m, 15 m, 20 m, 25 m), Binzel PP401D, Binzel PP36D. Opmerking: Bij SuperSnake GT02S-modellen wordt alleen motorsynchronisatie ondersteund.
|