Problemen verhelpen
![]() |
De opgesomde problemen en de mogelijke oorzaken zijn niet definitief maar suggereren een aantal typische situaties die kunnen optreden tijdens normaal gebruik van het lassysteem. |
Lasapparaat:
Probleem | Aanbevolen handelingen |
---|---|
Het lasapparaat schakelt niet in. | Controleer of de primaire kabel goed is aangesloten. |
Controleer of de hoofdschakelaar van de stroombron op AAN staat. | |
Controleer of de netspanning is ingeschakeld. | |
Controleer de zekering en/of de aardlekschakelaar. | |
Controleer of de werkstukkabel is aangesloten. | |
Het lasapparaat werkt niet meer. | Controleer of geen van de kabels loszit. |
De stroombron kan oververhit zijn. Wacht tot de stroombron is afgekoeld en controleer of de koelventilatoren goed werken en of de luchtstroom niet geblokkeerd is. |
Laskwaliteit:
Probleem | Aanbevolen handelingen |
---|---|
Ongelijkmatige en/of slechte laskwaliteit | Controleer of het beschermgas niet op is. |
Controleer of de stroom van het beschermgas niet geblokkeerd is. | |
Controleer of het gastype correct is voor de toepassing. | |
Controleer of de lasprocedure past bij de toepassing. | |
Variabele lasprestaties | Controleer of de lastoorts fysiek intact is en dat het mondstuk niet verstopt is. |
Controleer of de lastoorts niet oververhit raakt. | |
Controleer of de werkstukklem correct is aangesloten op een schoon oppervlak van het werkstuk. | |
Controleer of de werkstukklem correct is aangesloten op een schoon oppervlak van het werkstuk. | |
Hoog spatvolume | Controleer de laswaarden en de lasprocedure. |
Controleer het gastype en de gasstroom. | |
Controleer de polariteit van de toorts/de elektrode. |