Functiepaneel: Lasparameters

De weergave Lasparameters omvat een start- en stopcurve voor het verstellen van de meest essentiële parameters voor een las. Het onderste gedeelte van de weergave biedt een opsomming van de beschikbare verstellingen voor het geselecteerde lasproces. De selectie van het lasproces is gebaseerd op het actieve geheugenkanaal en zijn instellingen.

Veel lasparameters zijn specifiek voor een lasproces en zijn dienovereenkomstig zichtbaar en beschikbaar voor verstelling.

Lasparameters aanpassen

1. Draai de rechter regelknop voor het markeren van de gewenste lasparameter.
2. Druk op de rechter regelknop voor het selecteren van de lasparameter om deze te verstellen.
3. Draai de rechter regelknop voor het verstellen van de waarde van de lasparameter.

>>  Zie ook de tabel Lasparameters hieronder voor meer bijzonderheden, afhankelijk van de parameter die moet worden versteld.

4. Bevestig de nieuwe waarde/selectie en sluit de weergave Verstellen door te drukken op de rechter regelknop.

Lasparameters opslaan voor later gebruik

Voor de gewijzigde lasparameters wordt automatisch een werkkanaal aangemaakt. Volg één van de volgende opties om de ingestelde lasparameters in een geheugenkanaal op te slaan:

Optie Snel actief kanaal: Houd gedurende ongeveer 2 seconden de sneltoets Kanalen ingedrukt.

>>  Daardoor worden de parameterinstellingen opgeslagen in het momenteel actieve kanaal en worden de vorige parameterinstellingen vervangen.

Optie weergave Kanalen: Ga naar de weergave Kanalen en sla de parameterinstellingen op in een nieuw kanaal.

>>  Raadpleeg Functiepaneel: Kanalen voor meer informatie.

Lasparameters en functiebeschrijvingen

GeslotenMIG- en 1-MIG-lasparameters

De parameters die hier worden opgesomd, zijn beschikbaar voor verstelling met de MIG- en 1-MIG processen.

Parameter Parameterwaarde Omschrijving
Proces MIG, 1-MIG, Puls, DPulse, MAX Cool, MAX Speed, MAX Position Deze selectie van het MIG-lasproces is afhankelijk van het actieve lasprogramma.
Zie Aanvullende richtlijnen voor functies en kenmerken voor meer aanvullende informatie over de processen.
Schakelaarlogica 2T, 4T Laspistolen kunnen verschillende bedieningsmodi voor de schakelaar hebben (schakelaarlogica). De meest gebruikelijke zijn 2T en 4T. In de 2 takt houdt u de schakelaar ingedrukt tijdens het lassen. In de 4 takt drukt u op de schakelaar en laat u deze los om te starten of te stoppen met lassen. Raadpleeg Schakelaarlogicafuncties voor meer informatie.
Cyclustimer AAN/UIT (ON/OFF)
Standaard = UIT
Cyclustimer is een lasfunctie die automatisch een las of lassen produceert met een vooraf ingestelde duur.
Raadpleeg Cyclustimer voor meer informatie.
- Boogtijdcyclus 0,0 ... 60 s
Standaard = 2,0 sec
- Cycluspauze AAN/UIT (ON/OFF)
Standaard = UIT
- Cycluspauzetijd 0,1 ... 3,0 s, stap 0,1 s
Standaard = 0,1 s
Voorgas 0.0 ... 9,9 s, Auto, stap 0,1
0,0 = UIT
Lasfunctie waarmee het beschermgas begint te stromen, voordat de boog wordt ontstoken. Dit zorgt ervoor dat het metaal bij het begin van het lasproces niet in aanraking komt met lucht. De tijdsduur wordt vooraf ingesteld door de gebruiker. De functie wordt gebruikt voor alle metalen, maar vooral voor roestvast staal, aluminium en titanium.
Kruipstart 10...90 %, Auto, stap 1 De kruipstartfunctie bepaalt de draadaanvoersnelheid voordat de lasboog wordt ontstoken, dus voordat de lasdraad in contact komt met het werkstuk. Wanneer de boog wordt ontstoken, schakelt de draadaanvoersnelheid automatisch in de normale, door de gebruiker ingestelde snelheid. De kruipstartfunctie is altijd aan.
Touch Sense Ignition AUTO/AAN/UIT Touch Sense Ignition (TSI) zorgt voor een minimale hoeveelheid spatten en stabiliseert de boog onmiddellijk na ontsteking.
Draadaanvoersnelheid 0.50 ... 25 m/min, stap 0,05 of 0,1
Standaard = 5,00 m/min
Instelling draadaanvoersnelheid Wanneer de draadaanvoersnelheid minder is dan 5 m/min, is de verstellingstap 0,05 en wanneer de draadaanvoersnelheid 5 m/min is of meer, is de verstellingstap 0,1.
Draadaanvoersnelheid min. Min./max. = 0,5 ... 25 m/min, stap 0,1
Standaard = 0,5 m/min
Minimale en maximale limieten voor de aanpassing van de draadaanvoersnelheid
Draadaanvoersnelheid max. Min./max. = 0,5 ... 25 m/min, stap 0,1
Standaard = 25 m/min
Spanning Min/Max = Volgens specificaties van lasapparatuur, stap 0.1 Aanpassing van de lasspanning en de minimum- en maximumlimieten voor de aanpassing van de lasspanning.
Deze parameters zijn alleen beschikbaar voor instellingen bij MIG lassen. In 1-MIG wordt de spanning bepaald door het lasprogramma.
Dynamiek -10.0 ... +10,.0, stap 0.2
Standaard = 0

Regelt het kortsluitgedrag van de boog. Hoe lager de waarde, des te zachter de boog is en hoe hoger de waarde, des te ruwer de boog is.

(Niet beschikbaar bij MAX Cool en MAX Speed.)

Kratervulling (Crater fill) AAN/UIT (ON/OFF) Wanneer met hoog vermogen wordt gelast, ontstaat meestal een krater aan het einde van de las. De kratervulling-functie verlaagt het lasvermogen/de draadaanvoersnelheid aan het einde van de lastaak, zodat de krater kan worden gevuld met een lager vermogensniveau. Bij het MIG-proces worden de kratervullingsduur, draadaanvoersnelheid en spanning vooraf ingesteld door de gebruiker.

Wanneer de draadaanvoersnelheid minder is dan 5 m/min, is de verstellingstap 0,05 en wanneer de draadaanvoersnelheid 5 m/min is of meer, is de verstellingstap 0,1.

Zie de 1-MIG-parametertabel voor het 1-MIG-proces.
- Tijd kratervulling (Crater fill time) 0.1 ... 10,0 s, Auto, stap 0,1
Standaard = 1,0 sec
- Draadaanvoersnelheid kratervulling 0.70 ... 25.0 m/min, Auto, stap 0,05 of 0,1
Standaard = 5 m/min
- Spanning kratervulling 8 ... 45 V, Auto, stap 0,1 V
Standaard = 18 V
Nastroom (Post current) -30 ... +30 De instelling Nastroom is van invloed op de draadlengte aan het einde van de las om bijvoorbeeld te voorkomen dat de draad te dicht bij het smeltbad stopt. Daardoor wordt ook de optimale draadlengte bereikt voor het starten van de volgende las.
Eindstap draadaanvoer (Eindstap DA) UIT/AAN
Standaard = UIT
De eindstapfunctie van de draadaanvoerunit voorkomt dat het toevoegmateriaal blijft plakken aan het draadmondstuk, wanneer het lassen eindigt.
Nagas 0.0 ... 9,9 s, Auto, stap 0,1
0,0 = UIT
Lasfunctie waarmee het beschermgas blijft te stromen, nadat de boog is gedoofd. Dit zorgt ervoor dat het hete metaal na het doven van de boog niet in aanraking komt met lucht, zodat de las en de elektrode worden beschermd. Gebruikt voor alle metalen. Vooral roestvast staal en titanium vereisen langere nagastijden.

Gesloten1-MIG-lasparameters

De parameters die hier worden opgesomd, zijn alleen beschikbaar voor verstelling met het 1-MIG proces.

Parameter Parameterwaarde Omschrijving
Schakelaarlogica 2T, 4T, Powerlog (2 niveaus of 3 niveaus) Laspistolen kunnen verschillende bedieningsmodi voor de schakelaar hebben (schakelaarlogica). De meest gebruikelijke zijn 2T en 4T. In de 2 takt houdt u de schakelaar ingedrukt tijdens het lassen. In de 4 takt drukt u op de schakelaar en laat u deze los om te starten of te stoppen met lassen.
Merk op dat het inschakelen van Powerlog extra Powerlog-instellingen opent in de weergave Lasparameters.
Raadpleeg Schakelaarlogicafuncties voor meer informatie.
Upslope AAN/UIT (ON/OFF) Upslope is een lasfunctie die de tijd bepaalt, gedurende welke de lasstroom aan het begin van de las geleidelijk wordt verhoogd tot het gewenste niveau. Het upslope-startniveau en de tijd worden vooraf ingesteld door de gebruiker.
- Upslope startniveau 10 ... 100 %, Auto, stap 1
Standaard = 50
100 %, Upslope-tijd 0.1 ... 5 s, Auto, stap 0,1
Standaard = 0.10
Hot start (Hot start) AAN/UIT (ON/OFF) Lasfunctie die aan het begin van het lassen een hogere of lagere draadaanvoersnelheid en lasstroom gebruikt. Na de Hot start-periode wijzigt de lasstroom naar tot het normale niveau. Dit ondersteunt het starten van de las, vooral bij aluminium materialen. De Hot start slope-tijd instelling stelt de overgangstijd van de Hot start fase naar het normale lasstroomniveau in. Het Hot start niveau en de tijd zijn alleen instelbaar in 2T-schakelaarlogica. De hot start fijnafstemming (spanning) is instelbaar met 1-MIG, Pulse, DPulse en MAX Speed processen, wanneer een Wise functie niet in gebruik is.
- 'Hot start'-niveau -50 ... +200 %, Auto, stap 1
Standaard = 40
- Hot start fijnafstemming -10.0 ... +10.0, stap 0.1
Standaard = 0,0
- 'Hot start'-tijd 0.0 ... 9,9 s, Auto, stap 0,1
Standaard = 1,2 sec
- Hot start slope-tijd 0,0 ... 10,0 s, stap 0,1 sec
Standaard = 1,0 sec
Wise-functie Geen, WiseFusion, WisePenetration, WiseSteel Wanneer deze wordt geselecteerd, wordt een lijst met beschikbare Wise-functies geopend voor selectie. Zie Aanvullende richtlijnen voor functies en kenmerken voor meer informatie over de functies.
(Niet beschikbaar bij MAX Cool, MAX Speed en MAX Position.)
Fijnafstemming Voorbeeld: -10.0 ... +10,0 V*
Stap 0,1 V
Fijnafstemming voor de lasspanning.
* Het spanningsbereik voor de fijnafstemming wordt gedefinieerd door het actieve lasprogramma.
Kratervulling (Crater fill) AAN/UIT (ON/OFF) Wanneer met hoog vermogen wordt gelast, ontstaat meestal een krater aan het einde van de las. De kratervulling-functie verlaagt het lasvermogen/de draadaanvoersnelheid aan het einde van de lastaak, zodat de krater kan worden gevuld met een lager vermogensniveau. De kratervulling fijnafstemming (spanning) is instelbaar met 1-MIG, Pulse, DPulse en MAX Speed processen, wanneer een Wise functie niet in gebruik is.
- Startniveau kratervulling (Crater fill start level) 10 ... 150 %, Auto, stap 1
Standaard = 100
- Tijd kratervulling (Crater fill time) 0.0 ... 10,0 s, Auto, stap 0,1
Standaard = 1,0 sec
- Eindniveau kratervulling (Crater fill end level) 10 ... 150 %, Auto, stap 1
Standaard = 30
- Kratervulling fijnafstemming -10.0 ... +10.0, stap 0.1
Standaard = 0,0
Stroom
15 ... 350 A, stappen van 1
Standaard = 50 A
Lasstroomaanpassing alleen met WisePenetration.

GeslotenPuls/DPulse lasparameters

De hier vermelde parameters zijn beschikbaar voor aanpassing naast de MIG- en 1-MIG-lasparameters.

Parameter Parameterwaarde Omschrijving
Pulsstroom % -10 ... +15%, stap 1 De fijnafstemming van de pulsstroom ten opzichte van de stroom met puls- en DPulse-lasprocessen.
DPulse-verhouding 10 ... 90%, stap 1 Hiermee stelt u het percentage van de dubbele pulstijd in, d.w.z. hoe lang de dubbele puls op het eerste pulsniveau is. Het tweede pulsniveau wordt bepaald in relatie tot de eerste niveau-instelling.
DPulsfrequentie 0.4 ... 8.0 Hz, automatisch, stap 0.1 Hiermee wordt de dubbele pulsfrequentie aangepast. Hoe lang het duurt van de start van het 1e niveau tot het einde van het 2e niveau.
DPuls-niveau 1: Draadaanvoersnelheid 0.50 ... 25 m/min, stap 0,05 of 0,1 Eerste dubbele pulsniveau draadaanvoersnelheid (en minimum/maximum waarden voor draadaanvoersnelheid).
Wanneer de draadaanvoersnelheid minder is dan 5 m/min, is de verstellingstap 0,05 en wanneer de draadaanvoersnelheid 5 m/min is of meer, is de verstellingstap 0,1.
DPuls-niveau 1: Fijnafstemming -10 ... +10, stap 1 Fijnafstemming voor de lasspanning.
DPuls-niveau 1: Dynamiek -10.0 ... +10,.0, stap 0.2
Standaard = 0
Regelt het kortsluitgedrag van de boog. Hoe lager de waarde, des te zachter de boog is en hoe hoger de waarde, des te ruwer de boog is.
DPulsniveau 2: Draadaanvoersnelheid 0.50 ... 25 m/min, stap 0,05 of 0,1 Tweede dubbele pulsniveau draadaanvoersnelheid. De DPulsniveau 2 draadaanvoersnelheid verandert automatisch wanneer de DPulseniveau 1 draadaanvoersnelheid wordt aangepast.
Wanneer de draadaanvoersnelheid minder is dan 5 m/min, is de verstellingstap 0,05 en wanneer de draadaanvoersnelheid 5 m/min is of meer, is de verstellingstap 0,1.
DPulsniveau 2: Fijnafstemming -10 ... +10, stap 1 Fijnafstemming voor de lasspanning.
DPulsniveau 2: Dynamiek -10.0 ... +10,.0, stap 0.2
Standaard = 0
Regelt het kortsluitgedrag van de boog. Hoe lager de waarde, des te zachter de boog is en hoe hoger de waarde, des te ruwer de boog is.

GeslotenMAX Speed-parameters:

De hier vermelde parameters zijn specifiek voor het MAX Speed-proces.

Parameter Parameterwaarde Omschrijving
MAX Speed-frequentie 100 ... 800 Hz, Auto, stap 10
MAX Speed-frequentie-instelling.

GeslotenMAX Position-parameters

De hier vermelde parameters zijn specifiek voor het MAX Position-proces.

Parameter Parameterwaarde Omschrijving
MAX Position-frequentie -0.5 ... +0,5 Hz, stap 0,1
Standaard = 0
MAX Position-frequentie fijnafstemming.
Pulsstroom % -10 … 15 %, stap 1
Standaard = 0
MAX Position pulsstroomaanpassing.
Plaatdikte 3.0 ... 12,0 mm MAX Position plaatdikte-instelling.

GeslotenTIG-lasparameters

De parameters die hier worden opgesomd, zijn beschikbaar voor verstelling met het TIG-proces.

Parameter Parameterwaarde Omschrijving
Schakelaarlogica 2T, 4T Laspistolen kunnen verschillende bedieningsmodi voor de schakelaar hebben (schakelaarlogica). De meest gebruikelijke zijn 2T en 4T. In de 2 takt houdt u de schakelaar ingedrukt tijdens het lassen. In de 4 takt drukt u op de schakelaar en laat u deze los om te starten of te stoppen met lassen.
Gasnastroom 0.0 ... 9,9 s, stap 0,1

0,0 = UIT
Lasfunctie waarmee het beschermgas blijft te stromen, nadat de boog is gedoofd. Dit zorgt ervoor dat het hete metaal na het doven van de boog niet in aanraking komt met lucht, zodat de las en de elektrode worden beschermd. Gebruikt voor alle metalen. Vooral roestvast staal en titanium vereisen langere nagastijden.
Stroom 15 ... 350 A, stappen van 1
Standaard = 50 A
Verstelling van lasstroom.

GeslotenMMA-lasparameters

De parameters die hier worden opgesomd, zijn beschikbaar voor verstelling met het MMA-proces.

Parameter Parameterwaarde Omschrijving
Dynamiek -10.0 ... +10.0, stappen van 0.2

Standaard = 0
Regelt het kortsluitgedrag van de boog. Hoe lager de waarde, des te zachter de boog is en hoe hoger de waarde, des te ruwer de boog is.
Hotstartniveau -30 ... +30

Standaard = 0%
Lasfunctie die aan het begin van het lassen een hogere of lagere lasstroom gebruikt. Na de Hot start-periode wijzigt de lasstroom naar tot het normale niveau. Dit ondersteunt het starten van de las, vooral bij aluminium materialen. Bij MMA wordt het hot start-niveau vooraf ingesteld door de gebruiker.
Stroom 15 ...350 A, stap 1
Standaard = 50 A
Verstelling van lasstroom.
Min. stroomlimiet Min/Max = 15...350 A, stap 1
Standaard = 50 A
Minimale en maximale limieten voor verstelling van de stroom.
Max. stroomlimiet Min/Max = 15...350 A, stap 1
Standaard = 50 A