Installeren en wijzigen van draad

Zorg er altijd voor dat de aanvoerrollen geschikt zijn voor het betreffende toevoegmateriaal dat u gebruikt (diameter en materiaal). Raadpleeg Slijtonderdelen draadaanvoerunit voor meer informatie.

Bevestig het laspistool aan het Master M-apparaat voordat u de draadhaspel installeert.
Wanneer u de draadhaspel wijzigt, moet u het resterende toevoegmateriaal van het laspistool en het draadaanvoermechanisme verwijderen, voordat u de draadhaspel verwijdert.

Om de draadhaspel te verwijderen:

1. Open de deur van de draadaanvoerunit
2. Maak de haspelbevestiging los en verwijder de draadhaspel.

Om de draadhaspel te installeren:

1. Plaats de draadhaspel op de naaf. Zet de draadhaspel op zijn plaats vast door de haspelbevestiging erin te steken en vast te draaien.
Zorg ervoor dat de draadhaspel de juiste kant op gedraaid staat, zodat de lasdraad van de onderkant van de haspel naar de aanvoerrollen loopt.

Na installatie moet de pen naast de draadhaspelnaaf in de draadaanvoerunit uitgelijnd zijn en in het gat in de haspel of haspeladapter vallen.

2. Stel indien nodig de haspelrem bij door aan de spanknop van de haspelrem in het midden van de haspelnaaf te draaien.

Om het toevoegmateriaal te installeren:

1. Trek het uiteinde van de lasdraad uit de haspel en knip de vervormde delen af, zodat het uiteinde recht is.
Controleer of de lasdraad niet van de haspel loopt wanneer deze wordt losgelaten.
2. Vijl de punt van de lasdraad glad.

Scherpe randen aan het uiteinde van het toevoegmateriaal kunnen de draadliner beschadigen.
3. Zet de drukarmen los om de aanvoerrollen uit elkaar te bewegen.

4. Leid de lasdraad door de inganggeleidingsbuis (a) en de middelste geleidingsbuis (b) naar de uitganggeleidingsbuis (c), die de lasdraad naar het laspistool voert.

5. Duw de lasdraad met de hand zo ver in het pistool dat de draad de draadliner bereikt.

6. Sluit de drukarmen, zodat de lasdraad tussen de aanvoerrollen wordt vastgeklemd.

7. Stel de druk van de aanvoerrollen af met de drukhevel. De druk is voor beide paren aanvoerrollen gelijk.

De schaalverdeling op het drukhandvat geven aan welke druk wordt uitgeoefend op de aanvoerrollen.

Stel de druk van de aanvoerrollen af volgens de onderstaande tabel.

Toevoegmateriaal Aanvoerrolprofiel* Diameter lasdraad (mm) Instelling (x 100 N)
Fe/Ss massief V-groef
0.8-1.0 1.5-2.0
≥ 1.2 2.0−2.5
MC/FC Gekartelde V-groef
≥ 1.2 1.0−2.0
Al U-groef
1.0 0.5−1.0
1.2 1.0−1.5

 

Overmatige druk plet het toevoegmateriaal en kan gecoate draden of gevulde materialen beschadigen. Overmatige druk leidt ook tot onnodige slijtage van de aanvoerrollen en een zwaardere belasting van de tandwielen.
8. Druk op de 'wire inch'-knop (*) om de lasdraad in het laspistool te voeren. Stop wanneer de draad de contacttip van het laspistool bereikt. De draadaanvoersnelheid kan in het functiepaneel worden aangepast.

Let op de draad, wanneer deze de contacttip bereikt en uit het pistool komt.
9. Zorg er vóór het lassen voor dat de lasparameters en -instellingen op het functiepaneel voldoen aan uw lasinstelling.

* Draadaanvoerrolprofielen en bijbehorende symbolen

Aanvoerrolprofiel Symbool
V-groef
Gekartelde V-groef
U-groef