Het kalibreren van de laskabel

Weerstand van de laskabel kan worden gemeten met behulp van de ingebouwde kabelkalibratiefunctie zonder een extra meetkabel.

Gebruik voor een geslaagde kalibratie een schoon/nieuw draadmondstuk en zorg ervoor dat het oppervlak van het werkstuk schoon is.
1. Verwijder het gasmondstuk van het laspistool.
2. Trek de overgebleven lasdraad terug van het laspistool door de knop draadin- en -doorvoer achteruit in te drukken (knip de draad zo nodig eerst af).
3. Plaats het laspistool in een rechte hoek (90°) op ongeveer 1 mm van het werkstuk.
4. Verplaats het laspistool zodat het draadmondstuk het werkstuk raakt.
Het contact tussen de contactpunt en het werkstuk moet voldoende zijn. Het draadmondstuk mag echter niet te hard tegen het werkstuk worden gedrukt.

5. Ga in AX Manager naar Instellingen - Apparaatinstellingen, selecteer Kabelkalibratie en volg de aanwijzingen op het scherm.
6. Controleer de gemeten waarden in AX Manager en herhaal zo nodig de kalibratie (bijvoorbeeld als de kalibratie is mislukt door slecht contact tussen het draadmondstuk en het werkstuk).
7. Til na het kalibreren het laspistool van het werkstuk, laat de draad uit de contacttip lopen en breng het gasmondstuk weer aan.