Randapparaatconnector draadaanvoerunit
In dit gedeelte worden de volgorde en functie beschreven van de pinnen in de randapparaatconnector die wordt gebruikt voor het aansluiten van accessoires voor het lastoorts.
| Pin | Signaal | Omschrijving |
|---|---|---|
| A | Motor (+) | Voor een push-pull lastoorts |
| B | Motor (-) | Voor een push-pull lastoorts |
| C | Voeding (+24 V) | Voor een botsingssensor met statusindicatielampjes |
| D | Ingang draadin- en -doorvoer | Voor de knop voor draadin- en -doorvoer van een lastoorts |
| E | Ingang botsingssensor | Voor een botsingssensor (zorg ervoor dat je lastoorts een botsingssensor ondersteunt) |
| F | Uitgang contactsensor (+50... +200 V) | Voor contactmeting met een gasmondstuk (controleer of uw pistool contactmeting met het gasmondstuk ondersteunt) |
| G | Tachometer (+5 V) | Voor een push-pull lastoorts |
| H | Voeding GND | - Voor de knop voor draadin- en -doorvoer van een lastoorts - Voor een botsingssensor |
| I | Tachometer GND | Voor een push-pull lastoorts |
| J | Tachometeringang | Voor een push-pull lastoorts |
